Wetenschappelijke kennis over hoogbegaafdheid is nauwelijks doorgedrongen tot Nederlandse basisscholen. De invloed van Jacob Cats’ versregel Vroeg rijp, vroeg rot, vroeg wijs, vroeg zot is nog springlevend.
Door Julie Wevers
Dit blijkt uit het proefschrift Gelijkheid troef in het Nederlandse basisonderwijs. Onderzoek naar het onderwijs voor zeer makkelijk lerenden waarop Willy de Heer op 12 september 2017 promoveert aan de Universiteit Leiden. Ongeveer 2,5 procent van alle leerlingen is hoogbegaafd – zij hebben een IQ van 130 of hoger.
U noemt hoogbegaafden in uw onderzoek consequent ‘zeer makkelijk lerenden’ waarom?
‘Naar analogie van de term ‘zeer moeilijk lerenden’. Die wordt in het onderwijs bewust gebruikt omdat hij vriendelijker klinkt en voor kinderen minder belastend is dan de tem ‘zwakbegaafd’. Precies hetzelfde geldt wat mij betreft voor de term ‘zeer makkelijk lerend’. Door ze ‘hoogbegaafd’ te noemen worden slimme kinderen onnodig buiten de groep geplaatst, weggezet als bollebozen of nerds.’
Wat zegt de wetenschap over de behoeften van hoogbegaafde leerlingen?
‘Al sinds 1960 wordt het bieden van verrijkingsstof als noodzakelijk beschouwd. Nóg beter blijkt het voor de leerprestaties van zeer makkelijk lerende kinderen als ze die verrijkingsstof krijgen aangeboden in een aparte groep of op een aparte school, met leerlingen die een vergelijkbaar cognitief niveau hebben.
Het allerbeste is het echter om een zeer makkelijk lerend kind een klas over te laten slaan, zo blijkt uit meerdere onderzoeken uit binnen- en buitenland. Op zowel cognitief als sociaal gebied blijken deze leerlingen even goed of zelfs beter te functioneren dat hun klasgenoten die gemiddeld een jaar ouder zijn.’
Veel slimme kinderen in Nederland slaan toch ook een klas over, wat is het probleem?
Verder lezen: